Artikel 1:
Het directie comité stelt de waarderingsregels vast als volgt:
•Algemene waarderingsregels
Als algemene regel geldt dat elk actief bestanddeel wordt gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans wordt opgenomen, onder aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen. Evenwel worden de vorderingen in principe gewaardeerd tegen hun nominale waarde.
•Rubriek 21 – Immateriële vaste activa
Immateriële vaste activa zijn middelen van onlichamelijke aard, die voor de activiteiten van het bestuur worden gebruikt en al dan niet aan waardeschommelingen actief zijn. Belangrijk is het "gebruiks"-aspect gedurende meerdere boekhoudperiodes. De kosten mogen dus niet ten laste genomen worden van het jaar waarin ze toevallig ontstaan.
Onder de immateriële vaste activa worden de volgende subrubrieken opgenomen:
1° de kosten van onderzoek en ontwikkeling;
2° de concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en andere soortgelijke rechten;
3° de goodwill;
4° de vooruitbetalingen op immateriële vaste activa *;
5° de plannen en studies ter voorbereiding van nieuwe projecten, die geen deel uitmaken van een materieel vast activum.
Voorstel van afschrijvingsritme: 5 jaar
* Vooruitbetalingen worden niet afgeschreven tot op het moment dat het gebruiksklaar is,
vervolgens worden deze overgeboekt naar de betreffende rubriek.
•Rubriek 22 – Terreinen, gebouwen, wegen en andere infrastructuur
De rubriek 22 omvat de terreinen en gebouwen die behoren tot de categorie gemeenschapsgoederen of de categorie bedrijfsmatige vaste activa. Voor beide categorieën geldt dat de activa worden gebruikt voor de maatschappelijke dienstverlening. Als waardering geldt het kostprijsmodel. Indien het kosteloze innames van gronden betreft waarvoor geen schatting is gebeurd, dan moet een gemiddelde waarde van 50 euro per m2 gebruikt worden.
De wegen en de overige infrastructuur behoren uitsluitend tot de categorie van de gemeenschapsgoederen.
Voorstel van afschrijvingsritme:
- terreinen bebouwd en onbebouwd: NIHIL
- gebouwen: 30-33 jaar
- uitzonderlijk onderhoud en herstellingen op terreinen en gebouwen: 15 jaar
- inrichting/installaties van terreinen en gebouwen (onroerend door zijn aard): 10-30 jaar
- toebehoren aan wegen (hydranten, duiker,...): 15 jaar
- wegen (grondwerken en verharding, zaten): 50 jaar
- wegen (slijtlaag, straatmeubilair, verkeerssignalisatie): 10-15 jaar
- waterwegen en waterbekkens: 30 jaar
- uitzonderlijk onderhoud en herstellingen aan wegen, nutsleidingen en riolering: 15 jaar
- uitzonderlijk onderhoud en herstellingen aan slijtlaag: 5 jaar
- overige infrastructuur (bruggen, viaducten, openbare verlichting): 30 jaar
- overige infrastructuur (riolen, waterleidingen, andere nutsleidingen, , …): 30-50 jaar
•Rubriek 23 – Installaties, machines en uitrusting
De rubriek 23 omvat de installaties, machines en uitrusting die behoren tot de categorie gemeenschapsgoederen of de categorie bedrijfsmatige vaste activa. Voor beide categorieën geldt dat de activa worden gebruikt voor de maatschappelijke dienstverlening. Als waardering geldt het kostprijsmodel.
Voorstel van afschrijvingsritme:
- installaties, machines en uitrusting: 10 jaar
- buitengewoon onderhoud en herstellingen op installaties, machines en uitrusting: 5 jaar
•Rubriek 24 – Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel
De rubriek 24 omvat de het meubilair, de kantooruitrusting en het rollend materieel die behoren tot de categorie gemeenschapsgoederen of de categorie bedrijfsmatige vaste activa. Voor beide categorieën geldt dat de activa worden gebruikt voor de maatschappelijke dienstverlening. Als waardering geldt het kostprijsmodel.
Voorstel van afschrijvingsritme:
- (kantoor)meubilair: 10-15 jaar
- informaticamaterieel : 5 jaar (dit bevat oa computer, beamer, camera, laptop, kopieermachine, printer, …)
- rollend materieel (personenwagen, bestelwagens, brom- of motorfiets, fiets, aanhangwagen, …): 5 jaar
- rollend materieel (vrachtwagen, bus, technische wagen, tractor, grasmaaier, …): 10 jaar
- buitengewoon onderhoud en herstellingen op rollend materieel: 5 jaar
•Rubriek 25 – Vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht
De rubriek 25 omvat de vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht (erfpacht, recht van opstal) die behoren tot de categorie gemeenschapsgoederen of de categorie bedrijfsmatige vaste activa. Voor beide categorieën geldt dat de activa worden gebruikt voor de maatschappelijke dienstverlening. Als waardering geldt het kostprijsmodel.
Voorstel van afschrijvingsritme:
- dito aan de afschrijvingsritmes zoals opgenomen in de andere rubrieken (22-23-24)
•Rubriek 26 – Overige materiële vaste activa
De rubriek 26 omvat de terreinen, gebouwen en roerende goederen die niet behoren tot de categorie gemeenschapsgoederen of de categorie bedrijfsmatige vaste activa. Deze activa worden niet gebruikt voor de maatschappelijke dienstverlening. Als waardering geldt het herwaarderingsmodel.
Wat kan onder deze rubriek vallen:
- bossen zonder maatschappelijke functie (niet toegankelijk voor publiek);
- niet-bebouwde bouwgronden die in de toekomst voor verkoop worden aangeboden op
de particuliere markt;
- woningen, magazijnen die verhuurd worden;
- landbouwgronden die de gemeente in erfpacht geeft aan landbouwers
Voorstel van afschrijvingsritme:
- gronden (bebouwd- niet bebouwd): NIHIL
- woningen: 30-33 jaar
- uitzonderlijk onderhoud en herstellingen op woningen: 15 jaar
- overige roerende goederen: dito aan het afschrijvingsritme zoals opgenomen in de andere rubrieken (22-23-24)
Voorstel van herwaardering:
Volgens de BBC worden materiële vaste activa enkel geherwaardeerd wanneer zij behoren tot de overige materiële vaste activa. Na hun opname als een actief worden de overige materiële vaste activa, waarvan de reële waarde betrouwbaar kan worden bepaald, geboekt tegen de geherwaardeerde waarde. Dat is de reële waarde op het moment van de herwaardering, verminderd met eventuele latere geaccumuleerde afschrijvingen en latere geaccumuleerde waardeverminderingen.
•Rubriek 27 – Cultureel erfgoed
De rubriek 27 omvat het cultureel erfgoed en wordt verder opgedeeld volgens op opdeling roerend of onroerend. Het cultureel erfgoed behoort uitsluitend tot de categorie gemeenschapsgoederen wat inhoudt dat deze activa worden gebruikt voor de maatschappelijke dienstverlening. Als waardering geldt het kostprijsmodel.
Tot het erfgoed behoren de activa met historische, artistieke, wetenschappelijke, technologische of geofysische waarde en de activa die belangrijk zijn voor het behoud van het leefmilieu. Die activa worden hoofdzakelijk aangehouden voor hun bijdrage aan de algemene kennis en cultuur en worden niet alleen aangehouden omwille van het zuiver gemeentelijk belang.
Waarderingsregels m.b.t. cultureel erfgoed:
Erfgoederen behoren tot de gemeenschapsgoederen en bijgevolg geldt het kostprijsmodel. In bepaalde gevallen wordt een goed behorende tot het erfgoed pro memorie opgenomen in de balans. Dit is het geval wanneer een activum dat behoort tot het erfgoed, verkregen werd door schenking of als de aanschaffingswaarde ervan niet bepaald kan worden. In deze gevallen bedraagt de aanschaffingswaarde 1 euro.
Erfgoederen zullen in veel gevallen weinig economische voordelen opleveren of ook weinig dienstenpotentieel inhouden. Conform de waarderingsregels van de materiële vaste activa, hebben deze goederen dus geen gebruikswaarde. Niettemin moet het bestuur aanzienlijke inspanningen leveren om deze goederen in stand te houden. Het bestuur treedt hier dus op als beheerder van deze goederen voor de toekomstige generaties. Daarom is het aangewezen deze goederen pro memorie op te nemen in de balans. Dit laat het bestuur toe om consistent een beleid te voeren inzake de rapportering van
transacties in erfgoederen op een wijze dat het de gerapporteerde financiële performantie niet verdraait. Relevante informatie over deze erfgoederen kan via de toelichting worden verschaft.
•Rubriek 28 – Financiële vaste activa
De financiële vaste activa bevatten de belangen en de vorderingen die door besturen worden aangehouden in andere entiteiten met de bedoeling om een duurzame band te creëren met deze entiteiten. Duurzaamheid is dan ook het criterium aan de hand waarvan wordt bepaald of de belangen en vorderingen thuishoren onder de financiële vaste activa dan wel onder de geldbeleggingen.
Belangen of aandelen in rechtspersonen worden in de boekhouding opgenomen tegen hun aanschaffingswaarde
De financiële vaste activa bestaan uit:
- de extern verzelfstandigde agentschappen;
- de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, intercommunales en soortgelijke samenwerkingsverbanden;
- de publiek-private samenwerkingsverbanden;
- verenigingen of vennootschappen van privaat recht als vermeld in titel 8 van het OCMW-decreet van 19 december 2008;
- de andere financiële vaste activa.
Voorstel van afschrijvingsritme: NIET VAN TOEPASSING
Voorstel Herwaardering: op financiële vaste activa is het herwaarderingsmodel van toepassing. Dit houdt in dat na hun opname als actief de financiële vaste activa (en dan vooral de belangen) waarvan de reële waarde betrouwbaar kan worden bepaald, geboekt moeten worden tegen hun geherwaardeerde waarde.
Geherwaardeerde waarde = reële waarde op het moment van de herwaardering
– eventuele latere geaccumuleerde afschrijvingen
– eventuele latere geaccumuleerde waardeverminderingen.
Voorstel waardevermindering: Concreet moet voor de belangen en de aandelen die onder de financiële vaste activa zijn opgenomen tot waardevermindering worden overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding, verantwoord door de toestand, de rentabiliteit of de vooruitzichten van de entiteit waarin de belangen of de aandelen worden aangehouden
•Rubriek 29 – vorderingen op lange termijn
Onder de vorderingen op lange termijn, onderdeel van de vaste activa, worden de vorderingen opgenomen met een contractuele looptijd van meer dan één jaar die binnen het jaar niet invorderbaar zijn. De vorderingen of het gedeelte van de vorderingen met een looptijd van meer dan één jaar die wel binnen het jaar invorderbaar zijn, moeten worden overgeboekt naar de rubriek ‘I.E. Vorderingen op lange termijn die binnen het jaar vervallen’ van de vlottende activa.
Vorderingen op lange termijn worden in de balans opgenomen voor de nominale waarde ervan.
Indien de invorderbaarheid van een vordering op lange termijn twijfelachtig wordt, dan moet deze vordering worden overgeboekt naar een rekening dubieuze debiteuren. Op deze manier worden de moeilijk inbare vorderingen in de boekhouding afgezonderd zodat ze beter opvolgbaar worden.
Er zijn dus twee momenten waarop over een waardevermindering kan worden beslist:
(1) Op het ogenblik dat zich een feit voordoet waaruit kan worden afgeleid dat de debiteur betalingsproblemen heeft. Een voorbeeld van zo’n feit is een veroordeling die deze debiteur oploopt omdat hij een betalingsverplichting ten opzichte van een andere schuldeiser niet nakwam;
(2) Op balansdatum. Voor elk bestuur is het belangrijk zich per 31 december te bezinnen over de waarde van de vorderingen. Het gebeurt dat een bestuur, bijvoorbeeld bij het toekennen van een lening, nogal optimistisch oordeelt over de kans op terugvordering.
Rubriek 30 Voorraden
Indien de voorraden zouden toenemen, zal de FIFO-methode worden gebruikt.
•Rubriek 40 Vorderingen op ten hoogste een jaar
Vorderingen worden in de balans opgenomen tegen de nominale waarde. Er wordt een gepaste waardevermindering toegepast indien de betaling op de vervaldag geheel of gedeeltelijk onzeker is, of wanneer de realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan hun boekwaarde.
Vorderingen in vreemde valuta worden omgerekend aan de officiële koers in voege op datum van de boeking van de factuur. Op het einde van het boekjaar worden ze omgerekend aan de officiële koers op balansdatum.
Voorstel waardevermindering:
Als er meer dan 2 jaar verstreken is na de vervaldatum van de factuur :
100 % dubieuze klant.
Behalve wanneer de cliënt een Instelling is, de Staat, de Gemeenschappen, de Gemeenten, Parastatalen, Hospitalen, een Mutualiteit of dergelijke
Voor de vorderingen die meer dan 2 jaar verstreken zijn na de vervaldatum van de factuur zal de financieel directeur een waardevermindering inschatten voor het waarschijnlijke verlies per individuele vordering, naargelang kostensoort, bedrag, type cliënt.
? Indien ouder dan 2 jaar: 25 %
? Indien ouder dan 3 jaar: 50 %
? Indien ouder dan 5 jaar: 100 %
Er kan steeds afgeweken worden van bovenstaande regels indien er voldoende reden kan vastgesteld worden om af te wijken.
Er wordt een minderwaarde geboekt bij ontheffing.
•Rubriek 50 Geldbeleggingen en liquide middelen
De liquide middelen omvatten middelen die onmiddellijk in geld om te zetten zijn of in die vorm reeds beschikbaar zijn. Onder de geldbeleggingen daarentegen worden de vorderingen op kredietinstellingen, uit termijndeposito’s opgenomen, alsook de met beleggingsdoeleinden verkregen effecten die geen financiële vaste activa zijn.
De liquide middelen en geldbeleggingen, met uitzondering van de aandelen en vastrentende effecten, worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. De aandelen en vastrentende effecten worden bij verwerving geboekt en gewaardeerd tegen de aanschaffingswaarde.
De bijkomende kosten worden onmiddellijk ten laste van het resultaat geboekt. Er worden waardeverminderingen geboekt indien de realisatiewaarde op balansdatum lager is dan het voordien geboekte bedrag.
•Rubriek 44 Schulden op meer dan een jaar
en op ten hoogste een jaar
De schulden worden in de balans opgenomen voor hun nominale waarde. De handelsschulden in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers op de dag van de boeking van de inkomende factuur. Op het einde van het boekjaar worden ze herberekend aan de officiële koers op balansdatum.
•Rubriek 6 – 7 Resultatenrekening
Kosten en opbrengsten worden toegerekend op de periode waarop ze betrekking hebben.